Autisme
Autisme (officieel ‘autismespectrumstoornis’ genaamd) is een ontwikkelingsstoornis. De symptomen van autisme worden meestal herkend in het tweede levensjaar. De symptomen kunnen ook eerder herkend worden, dit is vaak het geval wanneer er sprake is van een grote ontwikkelingsachterstand. Ook kunnen de symptomen later dan het tweede levensjaar worden herkend, wanneer de symptomen subtieler zijn.
Autisme wordt gekenmerkt door een verminderd vermogen tot sociaal contact en communiceren, en beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten. Mensen met autisme zijn vaak gevoeliger (of juist minder gevoelig) voor bepaalde prikkels, zoals geluid of pijn.
Door de kenmerken van autisme kunnen extra psychische problemen ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn dwangmatig gedrag of depressie. Verder hebben mensen met autisme vaker last van angstproblemen en woedeaanvallen. Ongeveer 20% van de mensen met autisme heeft een verstandelijke beperking.
Autisme komt voor bij 1% van de Nederlandse bevolking. De meeste kinderen met autisme blijven ook in hun latere leven voldoen aan de diagnose. Wel zijn er veranderingen mogelijk in de aard van de symptomen. Autisme komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
Autisme kan per persoon anders tot uiting komen: autisme verwijst naar een zeer diverse groep personen bij wie de sociale en andere problemen verschillen in ernst en type, met alle mogelijke soorten en combinaties van beperkingen en kwaliteiten.
De volgende verschijnselen horen bij autisme:
• Contact met anderen
Iemand met autisme kan moeilijk contact maken. Sommige mensen met autisme maken helemaal geen contact met anderen. Sommigen zoeken wel contact, maar praten met name over wat hen zelf bezighoudt. Mensen met autisme nemen woorden vaak letterlijk. Ook hebben ze moeite om indirecte, non-verbale taal te begrijpen of te uiten. Dit zijn bijvoorbeeld gezegden, gebaren of gezichtsuitdrukkingen.
• Gedrag en interesses
Iemand met autisme kan een beperkte, gefixeerde interesse hebben voor één of enkele voorwerpen of activiteiten. Hij of zij kan hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routines of rituelen. Kleine veranderingen kunnen veel onrust veroorzaken bij hem of haar. Iemand met autisme kan eindeloos hetzelfde doen. Bijvoorbeeld de kraan open- en dichtdraaien, dezelfde muziek luisteren of steeds bezig zijn met hetzelfde onderwerp.
Hoe de autismespectrumstoornis precies ontstaat, is niet bekend. Er is niet specifiek één oorzaak aan te wijzen. Duidelijk is dat erfelijkheid een rol speelt.
Tips bij autisme
• Bedenk dat mensen met autisme de sociale regels vaak niet begrijpen. Kinderen met autisme zullen je bijvoorbeeld vaak niet begroeten met een lach en een hand. Of vraag zelf om een kopje koffie als je dat niet krijgt wanneer je op visite komt.
• Bedenk dat iemand met autisme niet onbeleefd wil zijn als hij of zij je niet aankijkt.
• Verwacht niet een reactie op jouw non-verbale communicatie zoals een boze gezichtsuitdrukking of gebaren. Als je wilt dat iemand reageert op wat je zegt, vraag er dan specifiek om (‘luister naar wat ik vertel’). Benoem letterlijk wat je wilt of voelt.
• Leg concreet uit wat je wilt gaan doen. En vraag daarna of hij je goed heeft begrepen voordat je iets doet.
• Schreeuw niet of praat niet met een harde stem. Mensen met autisme kunnen hier heftiger van schrikken dan anderen.
• Raak iemand met autisme niet aan als dat niet nodig is. Het kan zijn dat hij of zij niet graag wordt aangeraakt.
• Wees concreet in plaats van een korte vraag te stellen. Bijvoorbeeld: Een moeder moet haar zoon en een klasgenoot met autisme naar voetbaltraining brengen. Ze zegt niet: ‘Ga je mee?’ Maar ze zegt: ‘Je moet naar voetbaltraining. Ik breng je vandaag met de auto naar de club. We vertrekken over vijf minuten, dus trek je jas aan. Je vriendje Jasper gaat mee’.
• Gebruik geen taal met een dubbele betekenis. Het woord ‘vliegangst’ kan hij of zij opvatten als ‘bang zijn voor een vlieg’.
• Geef hem of haar de tijd om jouw informatie op te nemen.
• Vraag of hij of zij je begrepen heeft.
• Schema’s, agenda’s, bewegwijzering en geschreven instructies kunnen zeer goed van pas komen om iets duidelijk te maken.
• Vertel of vraag één ding tegelijk.
• Vermijd sarcasme. Een opmerking als ‘prachtig’ als iets juist lelijk is, is voor hem onduidelijk.
Tips voor naasten
Bedenk goed: geen twee mensen met autisme zijn gelijk. Maar allemaal beleven ze de wereld anders dan jij. Misschien gedragen ze zich hierdoor op een manier die je niet gewend bent. Dat kan misverstanden opleveren en voor onzekerheid zorgen bij de persoon met autisme én bij jezelf.