Diagnostiek
Voordat een behandeling kan beginnen, moet vaak eerst worden vastgesteld wat er aan de hand is. Dit wordt diagnostiek genoemd en omvat veel meer dan het bepalen om welke psychische stoornis het gaat.
Diagnostiek bij de Synergie gebeurt volgens vastgestelde stappen. Bijvoorbeeld in een reeks gesprekken, met vragenlijsten, een observatie en een test. Dit proces leidt tot een beschrijving van hoe de problemen met elkaar samenhangen en ook wat de sterke kanten van de persoon zijn.
Goede diagnostiek is van groot belang om uiteindelijk een goed behandelplan te kunnen maken.
Bij de Synergie is diagnostiek altijd teamwork!
Diagnostiek is teamwork onder leiding van een deskundige van ons. De andere ‘teamleden’ zijn jullie, leerkrachten en andere belangrijke mensen uit jullie omgeving. Denk aan de sporttrainer, broertjes en zusjes of bijvoorbeeld de grootouders.
Learn MoreHulp bij opvoeden
Opvoeden is niet altijd even makkelijk. Vooral als er bij je kind sprake is van een psychisch probleem of een ontwikkelingsachterstand.
Ook kan opvoeden moeilijk zijn wanneer je zelf problemen hebt.
Het is daarom goed om steun te vragen wanneer je problemen tegenkomt. Bij de Synergie werken verschillende psychologen en pedagogen die veel verstand hebben van opvoeden.
We bieden verschillende programma’s en typen begeleiding aan, maar eerlijk gezegd zijn wij meer van maatwerk. Daarbij kijken we graag met je mee. Vanuit deze “observaties” kijken we samen met jou hoe het beter kan en hoe we jou in je kracht als ouder kunnen zetten. Dit kan bij ons op de praktijk, maar ook bij je thuis.
Learn MoreTrauma bij kinderen
Verdrietig, buikpijn, nachtmerries. Je hebt iets ergs meegemaakt, bijvoorbeeld een ongeluk, geweld of er is iemand overleden. Je moet er heel vaak aan denken, ook als je dat niet wilt. Je vindt het moeilijk om er over te praten en in je gedachten beleef je het steeds opnieuw. Je wordt erg verdrietig als je denkt aan wat er is gebeurd en je kan er vaak niet van slapen. Ook kan je niet goed opletten en ben je wel eens erg boos. De nare gedachten blijven maar in je hoofd.
Als je iets ergs hebt meegemaakt in je leven kan je daarvan last blijven houden. Het kan zijn dat je het zelf meegemaakt hebt of dat je er bij was toen er iets ergs gebeurde. Voorbeelden zijn: een ongeluk of een ramp, er is iemand in je omgeving overleden, je bent mishandeld of hebt ergens geweld gezien. Het kan zijn dat je gelijk na de gebeurtenis last hebt van het nare gevoel, maar het kan ook zijn dat je het pas later merkt. We noemen dit een trauma.
Waar je last van kan hebben:
• In je gedachten beleef je de gebeurtenis steeds opnieuw, ook als je dat niet wilt
• Je wilt niet aan de gebeurtenis herinnerd worden, je loopt bijvoorbeeld om, zodat je niet op een bepaalde plek hoeft te komen.
• Je kunt moeilijk in slaap vallen of hebt nare dromen
• Je kunt je niet goed concentreren (opletten)
• Verdrietig
• Buikpijn of hoofdpijn
• Rotgevoel en nare gedachten
• Schrikachtig
Het is voor iedereen normaal dat je een tijd uit je doen bent wanneer je iets ergs hebt meegemaakt. Onderzoekers kunnen niet goed zeggen waardoor het komt dat de één veel meer of langer last houdt van een erge gebeurtenis dan een ander. Het hangt af van hoe erg de gebeurtenis is, hoe vaak het gebeurd is en hoeveel steun je hebt van mensen om je heen.
Niet iedereen die iets ergs meemaakt houdt daar lang last van. Van alle kinderen die iets ergs mee maken krijg één van de vier een trauma.
Learn MoreAutisme bij kinderen
Niet zo makkelijk met andere mensen kunnen praten of niet zoveel van ze begrijpen. Het moeilijk vinden als er veel verandert. Iets heel interessant vinden en er alles van weten, bijvoorbeeld van auto’s. Dat zijn typische dingen die je kan hebben als je autisme hebt. Maar er zijn verschillende soorten autisme en niet iedereen die autisme heeft is hetzelfde. Je bent in de omgang met andere mensen vaak niet zo handig, maar er zijn ook veel dingen waar je juist heel erg goed in bent.
Als je autisme hebt vind je het vooral moeilijk om contact te maken met anderen. Het kan zijn dat je het lastig vindt om met anderen een gesprek te voeren. Ook vind je het moeilijk om sommige dingen te begrijpen zoals andere mensen dat begrijpen. Je begrijpt niet wat iemand precies bedoelt wanneer die persoon bijvoorbeeld boos of verdrietig kijkt. En andersom: mensen begrijpen jou niet en vinden het moeilijk om met jou om te gaan. Het kan zijn dat je het prettig vindt als dingen steeds op dezelfde manier gaan en er niet veel verandert om je heen. Wat via horen, zien, voelen, proeven en ruiken binnenkomt in je hoofd wordt door je hersenen anders verwerkt. Het komt anders in je hoofd dan bij andere mensen.
Waar kan je last van hebben als je autisme hebt:
• Niet zo makkelijk vrienden kunnen maken.
• Moeilijk vinden om contact te hebben met anderen, je vindt het bijvoorbeeld vervelend als iemand je aanraakt.
• Niet zo goed kunnen begrijpen hoe iemand anders zich voelt.
• Moeite hebben met taal en praten. Je vindt het bijvoorbeeld lastig om grapjes van anderen te begrijpen.
• Niet gevoelig zijn voor dingen die om je heen gebeuren. Je trekt bijvoorbeeld een t-shirt aan en voelt niet dat het eigenlijk best koud is die dag. Of je bent heel erg gevoelig voor dingen om je heen, je kan bijvoorbeeld niet goed tegen harde geluiden.
• Niet zo goed mee kunnen komen op school.
• Heel erg bang zijn voor sommige dingen.
• Ergens heel erg geïnteresseerd in zijn, bijvoorbeeld in computers.
• Je houdt niet van veranderingen
Je krijgt autisme vooral doordat het erfelijk is. Dat betekent dat als één van je ouders of broers of zussen het heeft, er een bepaalde kans is dat jij het ook krijgt. Als je autisme hebt dan werken je hersenen anders. Maar daar kun je helemaal niets aan doen, daar word je mee geboren.
In Nederland heeft ongeveer 1 van de 100 kinderen autisme.
Learn MoreADHD bij kinderen
Het kan zijn dat je je erg onrustig voelt, dat je niet lang stil kan zitten en steeds iets anders wilt doen. Ook kan het zijn dat je het moeilijk vindt om goed op te letten, je kan niet lang je aandacht erbij houden, je vergeet belangrijke dingen. Misschien word je hier verdrietig van. Vrienden, je ouders en leerkrachten mopperen vaak op je.
ADHD is de afkorting voor de Engelse term: ‘Attention Deficit Hyperactivity Disorder’. In het Nederlands betekent dat: een stoornis waarbij je het moeilijk vindt om je aandacht ergens bij te houden en je heel erg druk bent (hyperactief). Iedereen is wel eens druk of kan niet zo goed opletten, maar als je ADHD hebt heb je hier wel erg vaak last van.
Niet iedereen die ADHD heeft is hetzelfde. Het kan zijn dat je je niet goed kan concentreren. Dat betekent dat je het moeilijk vindt om lang aandacht ergens voor te hebben of vaak dingen vergeet.
Het kan zijn dat je alleen heel hyperactief bent. Dat betekent dat je heel erg druk bent en niet goed stil kan zitten. Ook doe je dingen zonder er vooraf over na te denken.
Het kan ook zijn dat je van allebei last hebt. Je bent dan vaak heel druk en vindt het ook moeilijk om goed op te letten.
Daarbij kun je ook nog last hebben van andere problemen, zoals moeilijk in slaap kunnen vallen, bang zijn of snel boos worden.
ADD is de afkorting voor de Engelse term: ‘Attention Deficit Disorder’ (dus ADHD zonder de H van hyperactief). In het Nederlands betekent dat een stoornis van de concentratie.
• Je hebt last van veel gedachten en moeite om je aandacht vast te houden. Je bent dromerig en vergeetachtig.
• Het is lastig om taken die je moet doen te plannen. Daardoor krijg je dingen niet af of kom je te laat.
• Je bent niet druk of hyperactief.
• Als iets je erg interesseert, kun je je juist super goed concentreren. Dit noem je hyperfocussen.
• Vaak wordt er gezegd dat je geen zin hebt of niet je best doet, dat je lui en vergeetachtig bent.
ADHD is voor een belangrijk deel erfelijk. Dat betekent dat als één van je ouders en broers of zussen het heeft, er een grote kans is dat jij het ook hebt. Maar je omgeving heeft er ook invloed op of die ‘aanleg’ bij jou tot uiting komt en hoe je je verder ontwikkelt. Bijvoorbeeld stoffen die je als baby in de buik van je moeder binnenkreeg, stress in het gezin of een thuissituatie zonder orde of regels. Dit heeft ook invloed op de kans dat je last krijgt van ADHD- of ADD-klachten.
Als je ADHD hebt, werkt je brein wat anders. Bijvoorbeeld: Als iemand zonder ADHD denkt: ‘stop’, dan geven de hersenen die waarschuwing door aan het lichaam. Bij iemand met ADHD werkt dat wat anders, waardoor je dingen soms te snel doet, dingen vergeet of je aandacht ergens niet bij kunt houden. Maar ADHD is geen hersenafwijking, je kunt dus ook geen scan maken van je hersenen om te zien of je het hebt. Daarvoor zit ADHD te ingewikkeld in elkaar.
Meestal kan je al voordat je 12 jaar bent zien of je ADD of ADHD hebt. Ongeveer 5 op de 100 kinderen en jongeren in Nederland hebben ADHD. Meer jongens dan meisjes hebben ADHD maar bij meisjes wordt het minder snel ontdekt. ADD komt juist weer vaker voor bij meisjes. Toch kunnen jongens ook ADD hebben of meisjes ADHD.
Learn MoreTics
Steeds met je ogen moeten knipperen, een raar gezicht trekken of schudden met je hoofd. Elke keer opnieuw een bepaald geluid maken zoals kuchen, snuiven of juist hele woorden zeggen. Iedereen heeft wel iets wat hij of zij vaak doet. Maar als het meerdere keren op een dag gebeurt kan je last hebben van tics.
Iedereen heeft wel iets wat hij of zij vaak doet, bijvoorbeeld kuchen of stopwoordjes gebruiken. Maar het kan zijn dat je iets hebt wat je meerdere keren op een dag doet. Je hebt het gevoel dat je steeds met je ogen wilt knipperen of met je hoofd moet schudden. We spreken dan van een tic-stoornis. Er wordt daarbij een verschil gemaakt tussen een beweging of een geluid dat je constant maakt. Het kan ook zijn dat je van beiden last hebt.
Tics kunnen heel vervelend zijn bij de gewone dingen die je op een dag wilt doen zoals naar school gaan of met vrienden afspreken. Ook is het vervelend wanneer je steeds weer uit moet leggen waarom je zo doet.
Voorbeelden:
• Bewegingen: met je ogen knipperen, je neus ophalen, met je hoofd of lichaam schudden, dingen aanraken of gebaren maken.
• Geluiden: kuchen, snuiven, knorren en woorden of zinnen steeds opnieuw zeggen. Het kan ook zijn dat je steeds een scheldwoord opnieuw zegt.
Tics heb je vaak al vanaf je geboorte. Een bepaald gebiedje in je hersenen zorgt ervoor dat je last hebt van de tics. En vaak heeft iedereen wel een tijdje een beweging of geluid (stopwoordje) die hij of zij vaker doet of zegt. Soms in een drukke of spannende tijd.
Tics komen vaak voor bij kinderen, maar kan je meestal pas vanaf 4 jaar zien. Het kan zijn dat je minder last krijgt van de tics als je ouder wordt en het kan zelfs helemaal over gaan. Maar het kan ook zijn dat je er altijd last van blijft houden. Ongeveer 2 op de 100 kinderen hebben last van tics.
Learn MoreAngst bij kinderen
Heel erg bang zijn, bibberen, een beklemd, gespannen gevoel, je willen verstoppen of juist wegrennen. Bang zijn voor veel verschillende dingen tegelijk of juist heel erg bang zijn voor één ding zoals spinnen. Je vindt het eng om met andere mensen of leeftijdgenootjes te praten. Misschien denk je te vaak dat je nooit ergens goed in bent en alles fout doet. Deze dingen kan je voelen als je last hebt van te veel angst. Er zijn veel verschillende soorten angst.
Iedereen is wel eens bang. Angst voelen is vaak juist goed. Het is een signaal dat je op moet letten. Maar vaak gaat dat weer over. Het kan ook zijn dat je heel vaak bang bent en je er niet van kan slapen. Je durft niet meer goed naar buiten en dit bange gevoel krijg je steeds weer opnieuw. Het kan dan zijn dat je last hebt van te veel angst.
Er zijn verschillende soorten angst:
• Bang zijn voor van alles, waar andere mensen niet vaak bang voor zijn. Je kunt er niet goed van slapen en denkt er heel veel over na. Je piekert heel veel, en daardoor kan je je niet goed concentreren op school.
• Bang zijn om mensen kwijt te raken of om niet meer bij je ouders te kunnen zijn. Als je vader of moeder ergens anders zijn, voel je je niet prettig. Je krijgt dan misschien buikpijn en een naar gevoel vanbinnen. Slapen lukt niet goed als één van je ouders niet bij je in de buurt is. Ook naar school gaan vind je daardoor niet fijn, en schoolreisjes of schoolkamp zijn al helemaal een ramp.
• Bang zijn om met andere mensen te praten of om te gaan. Je durft niet zomaar een praatje met iemand aan te knopen en je bent heel verlegen. Je vindt het eng om een spreekbeurt te houden of een stukje muziek te spelen voor de klas. Want dan kijkt iedereen je aan. Je wordt dan heel onrustig van binnen en krijgt een paniekerig gevoel. Het liefst zou je dan meteen weglopen.
• Bang zijn dat er iets ergs met je gebeurt, dat je bijvoorbeeld ziek wordt. Of je bent bang voor dat angstige gevoel dat de hele tijd maar weer terugkomt en je dat nare gevoel geeft in je lijf. Dit wordt paniek genoemd. Je voelt dat je gaat beven en dat je hart sneller gaat kloppen. Misschien ben je bang dat je gek wordt, of dat je weer een paniekaanval zal krijgen. Ook kan je een gevoel van paniek krijgen als je ergens niet weg kan, zoals in de trein of in een tunnel. Het kan ook zijn dat je eigenlijk niet op een plein durft te lopen.
• Bang zijn om dingen niet goed te doen, bijvoorbeeld een toets verprutsen. Dit heet faalangst. Je bent dan zo bang dat je iets niet goed doet op school, dat je heel erg je best doet maar er eigenlijk helemaal geen plezier meer in hebt. Ook kan het gebeuren dat je zoveel hebt geleerd dat je het tijdens een toets allemaal niet meer weet, en dan alsnog zakt.
• Heel erg bang zijn voor één speciaal iets, bijvoorbeeld spinnen of vliegen. Je voelt je dan ontzettend bang, en je kan ook een paniekaanval krijgen. Het is moeilijk om hele gewone dingen te doen, omdat je steeds moet denken aan datgene dat je zo bang maakt. Je durft bijvoorbeeld niet meer naar buiten uit angst om spinnen tegen te komen.
• Een bang gevoel omdat je iets heel naars is overkomen. Je kan dat niet vergeten en je blijft de angst voelen van wat er gebeurd is. Het kan zijn dat je een trauma hebt.
• Bang zijn dat er iets ergs gebeurt als je bepaalde dingen niet doet. Je moet van jezelf bijvoorbeeld vijf keer het licht aan en uit doen, anders denk je dat er iets gebeurt met je ouders. Terwijl je eigenlijk wel weet dat dit niet zo is. Dit heet dwang.
• Bang zijn om te praten in een omgeving die je niet kent. Dit komt vooral bij wat jongere kinderen voor. Als je voor het eerst naar de basisschool gaat, durf je niet te praten. Thuis kan je dat wel, maar ergens anders niet.
Angst kan door veel verschillende dingen ontstaan en is deels erfelijk. Als één van je ouders en broers of zussen ook snel bang zijn, kan het dat jij dat ook hebt. Het kan ook ontstaan doordat je niet op een veilige plek bent opgegroeid of juist heel erg beschermd. Je kan ook angstig zijn door iets wat je vroeger hebt meegemaakt en daar heel erg bang van werd. Het bange gevoel dat door dit soort dingen ontstond, kan steeds weer terugkomen.
Op elke leeftijd kan je angst krijgen. Vaak komt het iets meer voor bij meisjes dan bij jongens. In Nederland hebben ongeveer 2 op de 100 kinderen last van angst.
Learn MoreKort lontje bij kinderen
Snel boos zijn, zomaar ineens. Je wilt iemand slaan of schoppen. Als iemand iets zegt dat je niet leuk vindt, wil je gaan schelden en schreeuwen. Je kan er niks aan doen, maar het gebeurt steeds weer. Ook lieg je meer dan eens of maak je dingen expres stuk. Iedereen wordt wel eens zomaar heel erg kwaad, maar als je dit vaak hebt dan kan het zijn dat je te veel last hebt van agressief gedrag. Je hebt dan misschien last van een gedragsstoornis.
Iedereen wordt wel eens ontzettend kwaad. Maar wanneer je hier vaak last van hebt en je ouders en vrienden het ook merken kan het zijn dat je je te agressief gedraagt. Je kan bijvoorbeeld ineens heel erg boos worden omdat je van je ouders iets moet doen waar je geen zin in hebt of omdat iemand op school iets tegen je zegt. Je wil het liefst gaan schelden of diegene slaan. Maar vaak weet je ook helemaal niet waardoor het komt en vind je het heel erg dat anderen jou, door je boosheid, niet meer leuk vinden.
Er zijn twee verschillende soorten agressief gedrag die bij een gedragsstoornis horen:
• Oppositioneel opstandig gedrag: Dat betekent dat je er niet goed tegen kan als iemand tegen je zegt dat je iets moet doen of dat je juist iets niet mag doen. Je wordt daar heel erg boos van. Als je moeder bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten mag, wil je juist heel hard wegrennen en zou je haar het liefst willen uitschelden of schoppen.
• Antisociaal gedrag: Als je antisociaal doet, word je niet alleen vaak boos, maar doe je ook vaak dingen die echt niet mogen. Bijvoorbeeld schreeuwen, pesten, liegen en vechten. Ook maak je wel eens dingen stuk of steel je. Vaak vind jij dat het terecht is dat je boos wordt en ligt het volgens jou allemaal aan een ander.
Agressief gedrag kan erfelijk zijn, je bent er dan mee geboren. Dat betekent dat je al vanaf je geboorte een bepaald karakter hebt waardoor je snel boos wordt. Je bent bijvoorbeeld heel druk en daardoor snel kwaad. Hier kan je niks aan doen. Ook kan je het krijgen door iets wat op dit moment in je omgeving gebeurt of als je vroeger iets vervelends hebt meegemaakt. Er zijn bijvoorbeeld grote problemen en ruzies in het gezin waar je woont.
Hoe vaak komt een gedragsstoornis voor?
Ongeveer 2 op de 100 kinderen in Nederland hebben last van agressief gedrag.
Dwang bij kinderen en jongeren
Bang zijn dat er iets naars gebeurt en daarom het gevoel hebben dat je steeds iets opnieuw moet doen. Je wilt bijvoorbeeld telkens opnieuw je handen wassen, omdat je bang bent dat je anders ziek wordt. Of je kijkt heel vaak of de deur wel echt op slot zit. Als dit je dagelijkse leven beheerst heb je een dwangstoornis. Je weet vaak dat er niet echt iets naars gaat gebeuren, maar toch heb je steeds dat gevoel. Je leven raakt ervan in war.
Wat is een dwangstoornis?
Iedereen kijkt wel eens of de deur goed op slot zit. Maar als je hier elke dag mee bezig bent kan je een dwangstoornis hebben. Je kunt het gevoel hebben dat je iets elke keer opnieuw moet doen. Vaak komt dit omdat je bang bent dat er anders iets naars gebeurt. Zo kun je bang zijn dat je ziek wordt of dat er een ongeluk gebeurt. Je bent daar de hele dag mee bezig. Vaak weet je dat het niet echt zal gebeuren, maar je blijft er steeds weer aan denken of hebt het gevoel dat iets moet doen. Je voelt je er fijner bij. Een ander woord voor dwangstoornis is Obsessieve-Compulsieve Stoornis. Afgekort: OCS.
Voorbeelden:
• Handen wassen
• Deur moet dicht zijn
• Schoonmaken
• Dingen steeds opnieuw tellen
• Dingen moeten aanraken
Het is niet helemaal duidelijk hoe een dwangstoornis ontstaat. Het kan zijn dat het erfelijk is. Dat betekent dat als één van je ouders en broers of zussen het hebben er een grote kans is dat jij het ook krijgt. Maar het kan ook zijn dat je de enige in de familie bent.
Hoe vaak komt het voor?
Ongeveer 1 op de 400 kinderen heeft een dwangstoornis.
Learn MoreDepressie bij kinderen
Ook jongere kinderen kunnen depressief zijn. Van alle kinderen in de basisschoolleeftijd (6-12 jaar) heeft 1 à 2% een depressie. Deze kinderen zeggen zich rot of leeg te voelen en zijn moeilijk op te vrolijken. Ze willen geen leuke dingen doen en hebben geen plezier in zaken die ze normaal wel leuk vinden. Ze barsten soms zomaar in huilen uit, zijn afwezig en trekken zich terug. Ze denken negatief, ook over zichzelf (“dat zal me wel niet lukken”) en voelen zich snel schuldig en onbemind (“niemand houdt van me”). Kinderen met een depressie zijn vooral prikkelbaar en onrustig in plaats van somber en futloos. Ze zijn opstandig, boos of driftig zonder dat ze zelf weten waarom. Bij kinderen kan de depressie verborgen blijven achter verschijnselen zoals angsten, hangerigheid, afhankelijk gedrag, bedplassen en slechte schoolprestaties. Kinderen met een depressie hebben weinig vriendjes en worden regelmatig gepest. Ze hebben vaker last van slaapproblemen, nachtmerries, verminderde eetlust en klagen over onverklaarbare lichamelijke pijn doordat ze zich zo rot voelen (buikpijn, rugpijn, hoofdpijn).
Depressie bij jongeren
Voel je je wel eens somber? Dan ben je zeker niet de enige. Meiden hebben hiervan vaker last dan jongens. 7,1% van de jongens en maar liefst 18,9% van de meiden tussen de 18 en 24 jaar heeft ooit zelfs een depressie gehad. En, dan tellen we de jongeren met lichte depressieve klachten er nog niet bij op. Met een depressie ben je somber, kan niets je opvrolijken en niets interesseert je meer. Je voelt je leeg en futloos. Een dipje heeft iedereen wel eens. Bijvoorbeeld door teleurstelling, narigheid in je familie, of gewoon zomaar. Houd je sombere bui langer dan twee weken aan? Dan heb je misschien een depressie.
Met een depressie, kun je last hebben van allerlei klachten: psychische, maar ook lichamelijke. Deze klachten beïnvloeden ook je gedachten en gedrag. Hieronder vind je de belangrijkste op een rij. Onthoud dat je nooit alle klachten tegelijkertijd hebt. En jouw klachten kunnen anders zijn dan die van iemand anders met een depressie. Bij de een zijn de klachten ’s ochtends het ergst, bij de anders juist ’s avonds.
Psychische klachten
• Je voelt je somber en hebt nergens zin in.
• Concentratieproblemen, nergens meer aan toekomen.
• Je vindt niets leuk en hebt geen energie.
• Je voelt je schuldig en waardeloos: ‘Ik stel niets voor’.
• Je hebt geen belangstelling meer voor je omgeving.
• Je voelt je leeg: ‘Ik voel helemaal niets meer’.
• Je vindt het leven niet meer de moeite waard, je verliest je toekomstperspectief.
• Je voelt je vaak angstig, wanhopig en machteloos: ‘Wat ik ook doe, er verandert toch niets’.
• Je huilt veel zonder dat dit je oplucht, of je wilt graag huilen maar het lukt niet (emotionele verkilling).
Lichamelijke klachten
• Je voelt je doodmoe.
• Je hebt geen zin in eten. Hierdoor val je veel af. Of je eet juist veel en je komt veel aan.
• Je slaapt weinig en slecht of je slaapt juist heel erg veel.
• Je hebt minder of geen seksuele gevoelens.
• Je hebt last van een droge mond.
• Je hebt last van onverklaarbare pijn, van druk op de borst, hoofdpijn of rugpijn.
• Je bent vaak duizelig en hebt trillende handen.
• Je hebt last van hartkloppingen.
Gedachten en gedrag
• Je bent snel boos en geïrriteerd.
• Je bent veel met de dood bezig. Je denkt bijvoorbeeld: ‘Ik zou net zo lief dood zijn.’
• Je piekert veel, vaak over hetzelfde.
• Je kan je moeilijk concentreren en vergeet veel.
• Je kan moeilijk besluiten nemen.
• Je reageert en praat langzaam en kunt niet goed nadenken.
• Je bent niet vooruit te branden of kunt juist geen moment stilzitten.
Denk je dat je een depressie hebt en wil je er niet met je ouders over praten? Je mag ons bellen.
Learn More